Is vreugde een opdracht?
Als er één ding is waarnaar ik verlang, is het vreugde. Tegelijk: als er één ding is waar ik me aan stoor als ik de Bijbel lees, is die oproep van Paulus ‘wees ALTIJD verheugd’ (1 Tes. 5:16-18). Blij móeten zijn vind ik zo innerlijk tegenstrijdig, dat ik meteen in verzet kom. Word ik wel gezien? Heeft iemand die dit schrijft wel iets begrepen van mijn leven? En van het zijne? Zou je niet eerst eens luisteren naar mijn verhaal? Leeft iemand als Paulus niet in een zalige ontkenning van zijn eigen pijn en lijden? Wees altijd verheugd, dat kan gewoon niet.
Toch is Paulus niet iemand die zijn eigen lijden niet kent. Hij geeft er geregeld woorden aan. Paulus is door het leven getekend. Als hij zoiets zegt, wat zegt dat dan? In de Bijbel wordt ook veel en hartgrondig geklaagd. We hebben een Bijbelboek met de naam Klaagliederen, de Psalmen zijn voor 70% klacht, Jezus huilt, na Jezus’ hemelvaart is lijden nog steeds een kenmerk van Jezus’ leven (bijvoorbeeld Rom. 8:17, Op. 5:6). Roept Paulus op om daar maar aan voorbij te gaan? Dan doe je Paulus geen recht. Alleen al in Romeinen 8 schrijft hij ruim over het lijden van de wereld, ons zuchten en de Geest die dat zuchten van Zichzelf maakt.
Diverse teksten
De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat de bijbel verschillend spreekt over ‘dankzegging’. Er zijn teksten die dankbaarheid en vreugde noemen als gave van God (Rom. 15:13, 2 Tes. 1:3). Soms wordt het heel feitelijk beschreven dat iedereen in de hemel en op aarde God en het Lam dankt en eert (Op. 5:13). Maar vaker dan dat klinkt er de oproep om God te danken (Fil. 4:6,7: vraag wat je nodig hebt en dank Hem; Kol. 2:6, 7: Blijf in Hem geworteld en gegrondvest, houd vast aan het geloof dat u geleerd is en wees vervuld van dankbaarheid; Kol. 3:15-17: wees dankbaar; 1 Tes. 5:16-18: ‘Wees altijd verheugd, bid onophoudelijk, dank God onder alle omstandigheden, want dat is wat Hij van u, die één bent met Christus Jezus, verlangt’). Geregeld klinkt er de oproep bij om te bidden. Maar dankzegging, blijdschap en vreugde zijn de dingen waartoe we worden opgeroepen.
Dank, vreugde, blijdschap als opdracht
Ik kan niet stante pede dankbaar zijn. Laat staan altijd. Vandaag hoor ik dat drie jonge mannen in Amersfoort verongelukt zijn met hun auto. Te water geraakt en overleden. Wie kan dan blij zijn? Wat is dan de betekenis van ‘altijd’ in de woorden ‘wees altijd blij’? Dat werkt dus niet. Er zal eerst veel ruimte gemaakt moeten worden om te klagen, te huilen en woedend te zijn. Toch laat ik me aanspreken. Als Paulus kan oproepen om altijd verheugd te zijn, hoe kan dat dan? Ik kan dat alleen begrijpen als Hij me herinnert aan mijn werkelijke toestand in tijden van pijn en lijden: Christus woont in mij. Als ik pijn heb voelt het alsof God op afstand is, alsof Hij die drie mannen in Amersfoort niet heeft beschermd. Terwijl Hij het toch kon. God voelt dan erg ver weg. En juist daarvan laat Paulus in al zijn brieven optekenen, dat dat niet zo is. Christus is namelijk in mij en ik ben in Hem. Er is geen werkelijkheid zonder Hem. Als ik blij ben, is het niet zo moeilijk om dat met Christus te verbinden. Omdat ik Hem verbind met blijdschap en vreugde. Als ik verdrietig ben, is het wel moeilijk om dat met Christus te verbinden. Omdat ik Hem niet verbind met verdriet en lijden. Maar dat is nadrukkelijk wel de bedoeling. ‘Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij lijden samen om met Hem te kunnen delen in Gods luister.’ Gezien het vervolg van Romeinen 8 gaat het dan niet zozeer over vervolging of iets dergelijks dat met christen-zijn samenhangt. Het gaat om alle soorten van lijden. De gestalte van de Opgestane is in Openbaring 1 weliswaar indrukwekkend groot, maar in Openbaring 5 is de leeuw het lam. Het staat, maar ziet eruit als geslacht. Ons lijden is nog steeds in Hem zichtbaar, zoals de wonden van Jezus na zijn opstaan zichtbaar waren. Hij is in mij en ik ben in Hem. Als ik getroffen word door lijden op het nieuws, voelt Jezus diezelfde pijn. Als ik getroffen word door wat voor lijden dan ook, dan voelt de Opgestane mijn pijn, voelt Hij mijn woede, huilt Hij mijn tranen en vangt ze op (Ps. 56).
Zo ontsluit zich het woordje ‘altijd’ voor mij iets van die woorden uit 1 Tessalonicenzen 5. De Opgestane is altijd bij mij, als de Opgestane verbindt Hij zich met mijn lijden. Op deze manier van ‘in Christus zijn’ word ik gaandeweg blij met die herhaalde oproep van Paulus: weet wat je werkelijkheid is. Christus is in jou, jij bent in Hem. Word ik daar echt blij van? Even eerlijk zijn: ik heb ook tijden dat ik van dit beeld van de nabije Christus helemaal niet blij word: dat ik God slap vind, omdat Hij niet voorkomt dat ik soms lijd. Almachtig, maar toch niet… Toch zit dan mijn eigen beeld van God me weer dwars. Christenen gaan de weg van Christus: door lijden heen tot heerlijkheid (1 Petrus). En omdat Hij die weg heeft gelopen, hoef ik de weg niet kwijt te raken. Hij is bij mij. Dat is helemaal niet gemakkelijk. En toch, ik kan het niet helpen dat ik vroeg of laat weer ga zingen en danken. Het gebeurt gewoon.
De dagelijkse liturgie
Het mooie van ‘in Christus zijn’ betekent dat elk aspect van je leven zich laat verbinden met God. Het boekje van Tish Warren, Liturgie van het alledaagse. Heilige gebruiken in het gewone leven (Uitgeverij Van Wijnen te Franeker, 2018) is daar een mooi voorbeeld van. Van ontwaken, tandenpoetsen, sleutels kwijtraken, ruzie met je man, mailen en theedrinken, het is allemaal te verbinden met God. Ontwaken, wat stel je voor met je niet al te frisse ochtendadem, je slaap in je ogen en je haar dat nergens op lijkt? Daar is God die zegt dat Hij je liefheeft. Tandenpoetsen – je lichaam onderhouden dat door de Geest wordt bewoond en waarmee jij in Christus bent, het wordt ineens allemaal liturgie. Ik ren veel hard. In Christus, vanzelfsprekend. Er is geen andere werkelijkheid voor een christen dan in Hem en Hij in mij. We hebben het goed samen.
Misschien gaat zijn conditie er ook wel op vooruit als ik hardloop, denk ik weleens met een grimas op mijn gezicht tijdens het rennen. En als ik een blessure oploop, voelt Hij die net zo goed. Ik geloof dat het niet alleen endorfine is, dopamine of serotonine, waardoor ik blij word door inspanning. Ik weet me ook bij God. Heerlijk. Vanzelf kan daar geloofsblijdschap groeien. In een ander boek van Warren (Bidden in de nacht. Voor wie werken, waken en wenen, Uitgeverij Van Wijnen te Franeker, 2021) is juist lijden de rode draad en vindt ze houvast in het bidden van de Completen. Het hele leven is te verbinden met Jezus. En daarom is het leven, ook het lijden, te verbinden met hoop, nabijheid en vreugde.
Als ik een blessure oploop, voelt Hij die ook
Vreugde in het kleine
Een man als Dirk de Wachter, psychiater (hij noemt zichzelf een ‘christelijke non-theïst), zegt dat het mysterie van het bestaan zit in de gewonigheid. Samen zitten op een bankje, kijkend naar de vogels om je heen. Meer niet. Er is niks saais aan volgens hem. Eten in een restaurant met Michelinster zul je hem niet gauw zien doen. Je zult hem vinden in het restaurant waar het juist niet zo blits is. Tijdens een ernstige ziekte werd hij bevestigd in wat hijzelf al jaren praktiseert: het wezen van de mens zit in de zorg voor elkaar. Hij voelde zichzelf gezien door bekenden en onbekenden en getroost.
In een ‘zeer ikkige tijd’ leven we, zegt hij, een tijd waarin mensen ‘hiér het paradijs creëren’. ‘We maken van het leven een prachtig plaatje, een pretpark, met foto’s op Instagram: partytime, vakanties, gebruinde lijven, prachtig geschikte maaltijden op restaurantborden. En de dood is getaboeïseerd, verdreven naar ziekenhuiskamers. We creëren hier de hemel en dat gaat niet. Tegenover dat paradijs staat een bijna eindeloze vraag naar psychische hulp. Op de beste plek van de wereld, Noordwest-Europa, zijn de wachtlijsten lang.’ (Dirk de Wachter, ND 3 december 2022) De Wachter zet daar allerlei tegenover: zorgzaamheid, menselijkheid, barmhartigheid. Waarom doet hij dat? Omdat voor hem in dat ‘prachtige plaatje’ mensen het contact verliezen met de gewonigheid en daarmee met zichzelf. Warren doet dat net zo. Zij zet je stil bij wat je doet en stelt de vraag: wat ben je aan het doen? Waarom doe je dit? Hoe kun je dit verbinden met God?
Wat een belangrijke vraag is dat: waarom doe je wat je doet? Welke zin geeft het je? Waarom maken mensen dat prachtige plaatje van hun leven, waardoor het op een pretpark lijkt op Instagram. Waarom is dat gebruinde lijf zo belangrijk, en die prachtig geschikte maaltijden op restaurantborden? Waarom is de dood voor jou onbespreekbaar? Ik bedoel: zou je elkaar ook kunnen helpen om elkaars leven te verstaan? Laatst sprak ik iemand met een behoorlijke buik en ik vroeg hem waarom hij zo’n buik had. Hij zei: ‘Ik snoep veel in deze tijd, ik heb in mijn leven behoorlijk wat zoet te houden. Doe ik dat niet, dan ontplof ik.’ En hoe is dat dan te verbinden met Jezus, met vreugde? Hij suggereerde iets over onrecht dat in bedwang moest worden gehouden. Recht doen komt dan bovendrijven. En recht doen heeft alles te maken met Jezus. Waarom eet je dat weg? Hoe komt er in jouw leven recht en vrede en vreugde, verbonden met de Heer die in jou woont?
Als ik niet snoep dan ontplof ik
Robert Roth is predikant van de Kristalkerk (NKG) in Hengelo.
Dit artikel komt uit Dienst 4 2024. Meer over deze Dienst vind je hier.