Een pleidooi tegen vaagheid
Er valt een stilte in de vergadering van de kerkenraad. Wie zegt nog iets over dit onderwerp? Sommigen aarzelen. ‘Moeten we dit niet nog wat beter doordenken’, oppert iemand. ‘We kunnen toch ook beide opties openlaten’, stelt een ander voor. Opgelucht wordt het volgende agendapunt ingeleid.
Een van de risico’s die je loopt in de kerkelijke besluitvorming is dat je verzandt in vaagheid. Soms is dat te wijten aan slordigheid, bijvoorbeeld omdat niet duidelijk is afgesproken wie iets moet gaan doen, wat er precies wordt verwacht en voor wanneer het klaar moet zijn. Dan is de remedie vrij simpel: zorg voor betere actielijsten, en bewaak de voortgang alerter. Maar er kan ook meer aan de hand zijn. Dan doel ik op situaties dat een kerkenraad (of moderamen) überhaupt niet tot het punt komt dat een bespreking uitmondt in een concreet besluit of een voorgenomen actie.
Het lijkt dan alsof er een soort onwil of onvermogen is om vanuit een bespreking te komen tot een daadwerkelijke afronding, in de vorm van een besluit, een nieuwe manier van werken of een herzien standpunt. In veel gevallen is dat niet erg bruikbaar. Want een kerkenraad is verkozen om de gemeente te leiden en een van de verantwoordelijkheden die daarin meekomt is dat je met enige regelmaat een besluit neem over de te volgen koers.
Dat geldt zeker in de Nederlandse Gereformeerde Kerken waar de Kerkorde betrekkelijk dun is gehouden, zodat plaatselijke kerken de ruimte hebben om hun eigen beslissingen te nemen over het gemeenteleven. In onderstaand artikel doe ik een drietal suggesties die kunnen helpen bij het nemen van een doordacht besluit, en die vaagheid kunnen voorkomen.

Waarden en normen
Vaak worden waarden en normen in één adem genoemd. Alsof het twee termen zijn voor ongeveer hetzelfde. Maar daarmee verlies je een onderscheid uit het oog, dat van groot belang is bij het geestelijk leidinggeven.
Een waarde is een abstract streven en een norm is daarvan een concrete uitwerking.
De waarde geeft aan wat je wilt bereiken, de norm geeft aan via welke maatschappelijke spelregels je dat doet. Hierbij doet zich het interessante verschijnsel voor dat dezelfde waarden kunnen worden geconcretiseerd in totaal verschillende normen.
Een uitgesproken voorbeeld hiervan zijn verkeersregels. In alle samenlevingen zijn die bedoeld om de waarde van de verkeersveiligheid na te streven. In sommige landen moet je daarvoor rechts rijden en in andere landen links. Wanneer je je in Engeland zorgvuldig houdt aan de Nederlandse verkeersregels ben je een gevaar op de weg.
Iets vergelijkbaars kan zich voordoen wanneer maatschappelijke spelregels in de loop van de tijd veranderen. De normen en gewoonten die vroeger uiting gaven aan de maatschappelijke waarden, gelden soms na verloop van tijd niet meer. Dat wil nog niet zeggen dat daarmee ook de onderliggende waarden niet langer in ere worden gehouden.
Het kan voor kerkenraden helpend zijn om bij het doordenken van veranderde gedragspatronen of bij het ontwerpen van nieuw beleid na te gaan wat er nu precies verandert in de gemeente. Gaat het om aloude (en Bijbelse) waarden of om normen en gewoonten?
Een actueel voorbeeld is de gewoonte van jonge mensen om, voorafgaand aan hun huwelijk, een tijd ongehuwd te gaan samenwonen. Een generatie geleden kwam dit niet of nauwelijks voor in de kerk, tegenwoordig is het meer regel dan uitzondering. Doen jonge mensen dat omdat ze de waarde ‘trouw’ niet meer hoog achten? Omdat ze zich niet meer willen binden, en ‘losbandig’ willen leven? Of houden ze zich – ook in de periode dat ze ongehuwd samenwonen – vol overtuiging aan de Bijbelse waarden voor man en vrouw door elkaar trouw te blijven, en wijken ze alleen af van een manier van doen die we in de kerk tot voor kort ‘normaal’ vonden? Het instituut van het huwelijk (inclusief de partnerkeuze) maakt ook een duidelijk dat de normen (en gebruiken) die we in de Bijbel aantreffen, voor hedendaagse christenen allerminst maatgevend zijn. Vergelijkbare vragen kunnen worden gesteld bij het bezoeken van kerkdiensten, schoolkeuze, gezinsplanning enzovoort.
Een kerkenraad die in een periode van transitie geestelijk leiding wil geven, kan soms een beetje murw worden van alles wat verandert en wat niet meer zo gaat zoals ‘vroeger’. Dat zou kunnen leiden tot de gedachte dat je, behorend tot een vorige generatie (en dat geldt vaak voor leden van een kerkenraad), min of meer met lege handen staat. Allerlei zekerheden verdwijnen en jouw argumenten worden niet meer serieus beluisterd. Ook een beroep op de Bijbel heeft niet meer hetzelfde gewicht als vroeger (zie het artikel van Jan Mudde op pag. ).
Dan kan het helpen om onderscheid te maken tussen waarden en normen. Want wanneer twee mensen of subgroepen van harte gaan voor dezelfde waarden, dan kunnen ze doorgaans een wijziging van de maatschappelijke gewoonten of normen wel relativeren of accepteren. Maar wanneer mensen zich wel aan dezelfde spelregels houden, terwijl ze elkaars waarden niet meer respecteren, dan ben je veel verder van huis.

Start with the end in mind
Het kopje boven deze alinea is bewust niet vertaald. In het Engels zit namelijk een dubbele betekenis die zich moeilijk laat vangen in een Nederlandse vertaling. ‘The end’ betekent zowel ‘eind’ als ‘doel’. Deze slagzin, die is bedacht en uitgewerkt door Steven Covey[1] wil ongeveer het volgende zeggen. Voordat je aan een karwei begint, moet je je afvragen wat je ermee wilt bereiken, en bovendien op welk moment je je resultaat bereikt wilt hebben.
Veel mensen en/of teams die leidinggeven zijn geneigd om over deze vragen niet of niet lang genoeg na te denken.
Dat zou bijvoorbeeld kunnen spelen bij de huidige vragen rond LHBT+ die op veel kerkenraden afkomen. Het is heel waarschijnlijk dat dit onderwerp in het komende najaar aan de orde komt wanneer de kerkenraad nadenkt over de vragen waarop ze zich het komende seizoen wil richten.
Wat is dan ‘starten met het eind-doel voor ogen’? Dat houdt in dat je voor jezelf en/of voor de mensen die worden ingezet om zich hiermee bezig te houden, een heel concrete opdracht formuleert, die bijvoorbeeld als volgt zou kunnen luiden.
Voor het einde van dit kerkelijke seizoen willen we – samen met de gemeente – een besluit hebben genomen over de vraag of wij homostellen toelaten tot de sacramenten en of ze verkiesbaar zijn in alle ambten.
Een dergelijke opdracht dwingt je als kerkenraad om ook alvast na te denken over alle stappen die daaraan voorafgaan. Wanneer het kerkelijke seizoen afloopt op 1 juli, dan zal de kerkenraad dus tijdens een vergadering die daaraan voorafgaat het bewuste besluit genomen moeten hebben. Wellicht wil je daar tweemaal over spreken met elkaar. En je zult voordien één of meerdere keren met de gemeente gesproken moeten hebben. Ook de LHBT+ leden van de gemeente wil je op een zorgvuldige manier betrekken bij de afwegingen. Al deze ontmoetingen moeten worden georganiseerd en voorbereid. Bovendien wil je als kerkenraad of moderamen af en toe spreken met de groep, die dit alles voor zijn rekening neemt, om te horen hoe ver ze zijn.
Het blijkt dan wijs om een soort rooster te maken voor al deze voorbereidende activiteiten. Als je dat serieus gaat doen, blijkt in veel gevallen dat je al in oktober moet starten, temeer omdat je zo’n traject moet combineren met alle andere dingen die je ook te doen hebt als kerkenraad.
Bovenstaande manier van werken en denken kom je niet veel tegen bij kerkenraden, behalve als er een verbouwing wordt voorbereid. Dan zijn de draaiboeken doorgaans goed voor elkaar. Mijn stelling is dat grote pastorale projecten ook niet kunnen zonder een doordachte en haalbare planning. Want wat is het risico wanneer je dat allemaal niet doet? Dat je niet verder komt dan het vage voornemen ‘om het erover te hebben, dit jaar’ of er ‘aandacht aan te besteden’. Dat leidt, zonder verdere invulling, hooguit tot een aantal bijeenkomsten waarin gedachten worden uitgewisseld, maar zelden tot besluitvorming. Of het leidt tot een jaar hard werken en een stuk dat aan het eind van het seizoen zo ongeveer af is, waarbij de besluitvorming ‘over de zomervakantie wordt heen getild’. Lees: er wordt niet in juni over beslist, maar pas in oktober, met een kerkenraad in een nieuwe samenstelling, die zich nog moet inlezen en die wellicht andere accenten legt. Dat is niet wenselijk voor de mensen die zich voluit hebben ingezet om een en ander voor te bereiden, en niet prettig voor de mensen die van het beleid van de kerkenraad afhankelijk zijn. Want beleidsnota’s stel je niet vast omdat je het als kerkenraad zo leuk vindt dat te doen, maar omdat er een serieus pastoraal vraagstuk aan de orde is en gemeenteleden graag willen weten waar ze aan toe zijn.
Vergeestelijking
Daarmee raken we aan een derde thema dat bestuurlijke vaagheid veroorzaakt: de gedachte dat een kerkenraad zich vooral bezig moet houden met geestelijke zaken en dat lezen en schrijven van ‘stukken’ daar niet bij zou horen. We zouden meer moeten bidden!
Dat een kerkenraad geestelijk leiding moet geven ligt voor de hand. Hij geeft immers leiding aan een gemeenschap van gelovigen. Dat laat onverlet dat er leiding wordt gegeven, inclusief de ambachtelijke kanten daarvan. Een kerkenraad die daar te weinig aandacht aan besteedt, zal merken dat bestuurlijke problemen doorgaans groter worden wanneer je er met je rug naar toe gaat staan. Dat geldt in het klein, wanneer vergaderingen langer duren en onaangenamer verlopen omdat onduidelijk is wat er precies is geagendeerd en met welk doel. Dat geldt ook in het groot, wanneer een kerkenraad niet in staat is om goed te formuleren welke geestelijke doelen ze willen bereiken met hun gemeente. Beide resulteren vaak in een cultuur waarbij men doet wat men altijd al heeft gedaan, waarbij broodnodige vernieuwingen uitblijven, en waarbij het vermijden van conflicten een doel in zich wordt. Wat vervolgens kan betekenen dat een nieuwe generatie gelovigen teleurgesteld afhaakt of zijn heil elders zoekt. Ook wanneer je er bij het leidinggeven aan de gemeente van overtuigd bent dat ‘de Geest het moet doen’, mag de Geest van jou verlangen dat jij Hem niet voor de voeten loopt door je menselijke aandeel te verwaarlozen.
Gertjan Oosterhuis is predikant van de NGK Langerak.
[1] Zie S. Covey, De zeven eigenschappen van effectief leiderschap, Business Contact 1989.
Dit artikel komt uit Dienst 3 2024. Meer over deze Dienst vind je hier.