Gemeenteleden meer verantwoordelijkheid geven

Hoe kunnen we het gevoel van verantwoordelijkheid voor de kerk vergroten? Of, zoals we tegenwoordig zo mooi zeggen, hoe worden gemeenteleden eigenaar van de kerk? Die vraag houdt mij al een tijdje bezig. Waar komt deze vraag eigenlijk vandaan? En wat houdt eigenaarschap in? Welke mogelijkheden zijn er om daar in de plaatselijke gemeente mee aan het werk te gaan?
Waarnemingen uit de praktijk
Als adviseur en procesbegeleider in dienst van het Praktijkcentrum mag ik met uiteenlopende gereformeerde kerken in het land meelopen. Daarbij valt mij een aantal dingen op.
Overbelasting
Ik zie regelmatig kerkenraden en andere leiders gebukt gaan onder de hoeveelheid werk die op hun schouders ligt. De kerkenraadstafel ligt bezaaid met grote vraagstukken. Het pastorale werk komt vaak ongewild in de schaduw te staan. Om het behapbaar te maken, zijn in de afgelopen jaren heel wat veranderingen in gemeenten doorgevoerd. Daarbij wordt vaak een appel gedaan op gemeenteleden om de kerkenraad te ontlasten. De hoop is dat er zo in elk geval meer zorg en aandacht voor elkaar ontstaat. Helaas brengt verandering in structuur lang niet altijd verandering in cultuur met zich mee.
Geen ruimte
Aan de andere kant zie ik gemeenteleden met diverse ideeën en initiatieven komen. Vaak ervaren zij geen ruimte voor hun initiatief en voelen zij zich ontmoedigd door de kerkenraad. Zulke gemeenteleden komen vervolgens vaak op afstand van het actieve gemeenteleven te staan. Soms kiezen zij noodgedwongen voor een passieve rol aan de rand van de gemeente. Soms kiezen zij ervoor hun initiatief alsnog te ontplooien, maar dan buiten de gemeente om. Niet zelden zoeken deze mensen een andere gemeente op.
Deze waarneming heeft alles te maken met het zogenoemde presbyteriaal-synodaal stelsel in de gereformeerde kerken. Beslissingen over het beleid van een plaatselijke gemeente worden genomen door de kerkenraad. Besluiten over de koers van het kerkverband worden genomen op de synode. Gezag en verantwoordelijkheid voor zaken als tucht, pastoraat, diaconaat en onderwijs liggen bij de mensen die binnen dit stelsel hoger staan in de hiërarchie. Deze top-downorganisatiestructuur schuurt met de bottom-upwind die door de kerken waait. Die wind blaast ons langzamerhand meer richting een zogeheten congregationalistisch model. Dat is een meer horizontale organisatiestructuur waarbij het ‘gewone’ gemeentelid en de lokale gemeente veel meer verantwoordelijkheid, invloed en zeggenschap hebben.
Passief
Een derde waarneming is de soms passieve houding van gemeenteleden. Er wordt best veel geklaagd over de kerk: over de kerkenraad, de organisatie, de dominee, de kerkdienst, de geloofsbeleving. Er is onvrede maar dit leidt bij slechts weinig mensen tot actie. Gemeenteleden lijden passief, uiten hun ongenoegen verbaal, maar lijken dit niet te kunnen omzetten in actief gedrag om iets te veranderen. Hoe komt dit? Voelen gemeenteleden zich machteloos binnen het systeem van de kerk? Hebben ze persoonlijk slechte ervaringen met het nemen van initiatief in de gemeente? Laten ze zich afschrikken door verhalen van anderen? Is de kerk tegelijk ook vertrouwd en willen ze dit bekende niet inruilen voor het onbekende? Voelen deze gemeenteleden zich geen eigenaar?
Eigenaarschap
Met die laatste vraag kom ik in het hart van mijn overpeinzingen. Hoe zit het met het eigenaarschap van kerkleden binnen de gereformeerde kerken? Wat is eigenaarschap eigenlijk? En wat maakt dat een gemeentelid zich wel of niet eigenaar voelt van wat er in de kerk gebeurt?
Om me te verdiepen in het begrip ‘eigenaarschap’ heb ik een cursus gevolgd bij De Kring van Andragologie. Daar wordt de volgende definitie gehanteerd: eigenaarschap is een psychische beleving waarbij je je verbindt met iets, waar je vervolgens zorg voor draagt. Het gaat dus om een gevoel, een emotie. En dat gevoel van verbinding zorgt ervoor dat je zegt: ‘Dit is van mij’. En dat zet je vervolgens aan tot verantwoordelijkheid. Anders gezegd, de mate van eigenaarschap wordt bepaald door thuisgevoel, identiteit en zelfregie.
Thuisgevoel
Bij het thuisgevoel gaat het met een Engels woord om belonging; een plek waar je je thuis voelt, vertrouwd bent, waar je gevoelsmatig bij hoort. De achterliggende gedachte is dat wanneer iets als thuis voelt, je ervoor gaat zorgen. Thuisgevoel kan leiden tot de uitspraak ‘ik hoor bij deze kerk’.
Identiteit
Je identiteit bestaat uit allemaal verschillende delen die typerend zijn voor wie jij bent. Al die verschillende delen, ook wel ‘interne stemmen’ genoemd, bepalen je zelfdefinitie. Wie ben je? Waar identificeer je je mee? Je identiteit kan leiden tot de uitspraak ‘ik ben deze kerk’.
Zelfregie
Zelfregie houdt in dat je zeggenschap hebt in je eigen leven. Je beslist wat voor jou een goed leven is en op basis daarvan bepaal je bijvoorbeeld waarin je tijd wilt steken, waar je grenzen liggen, waar je je verantwoordelijk voor voelt. Het gaat niet zozeer om wat je doet maar om welke gedachten je hebt over wie jij bent en wat voor jou belangrijk is. Zelfregie kan leiden tot de uitspraak ‘ik zet mij in voor deze kerk’.
Kernthema voor christenen
Eigenaarschap tonen moet trouwens niet verward worden met authentiek zijn. Ik kan mezelf op een bepaald punt verloochenen, bijvoorbeeld kiezen voor iets wat haaks staat op mijn hartenwens. Daarmee ben ik niet authentiek (althans, aan een deel van mij) maar toon ik wel degelijk eigenaarschap. Dat maakt dit onderwerp mijns inziens dan ook een kernthema voor christenen. Als christenen zijn we hier vertrouwd mee: Christus vraagt ons om achter Hem aan te komen. Hiervoor moeten we echter wel onszelf verloochenen en bereid zijn om dagelijks ons kruis op ons te nemen.
Een voorbeeld: ik zat totaal niet te wachten op het behalen van een masterdiploma. Daarvoor moest ik veel dingen opgeven waar ik erg aan gehecht was. Tegelijk was het een eis om bij het Praktijkcentrum te kunnen werken en had ik sterk het idee dat God me dat graag zag doen. De keuze om toch aan een opleiding te beginnen, was niet erg authentiek, ik wilde helemaal niet! Ik begon eraan omdat ik dacht dat God me daartoe opriep. Je zou dit zingevende authenticiteit kunnen noemen: als uniek mens maak ik ook deel uit van een groter geheel. Zijn we bereid daar eigenaarschap over te nemen? In het voorbeeld van mijn opleiding heeft het me een jaar gekost om me over te geven aan dit plan waarvan ik dacht dat God het voor me had. Ik vond het ongelooflijk zwaar! Pas toen ik me volledig kon overgeven aan dit plan werd het zowaar nog leuk ook.
Eigenaarschap stimuleren
Hoe mooi zou het zijn als we ons eigenaar voelen van de kerkgemeenschap waar we bij horen. Dat we massaal kunnen zeggen: ‘Ik hoor bij deze kerk’, ‘Ik ben deze kerk’ en ‘Ik zet mij in voor deze kerk’. De vraag is: hoe kunnen we dit stimuleren? Die vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden omdat eigenaarschap stimuleren tegenstrijdig lijkt. Toch zijn er wel degelijk sturende handelingen die het eigenaarschap van de ander kunnen bevorderen. We sturen om zelfsturing op gang te brengen. Je doet dit omdat je wilt dat de ander zelf iets doet.
Ik hoor gemeenteleden zeggen dat het zou helpen als de hele opgetuigde structuur in de gemeenten aan de kant geschoven zou worden. Dan gaan mensen vanzelf meer eigenaarschap tonen en gaan we vanzelf aandacht besteden aan de dingen die ertoe doen. Persoonlijk geloof ik daar niet zo in. Een minimale structuur biedt geen garanties voor het ontwikkelen van eigenaarschap. Sterker nog, er zijn mensen die juist in een omgeving waar structuur wordt aangereikt hun eigenaarschap pas goed ontwikkelen.
Vertrouwen en ruimte
Wanneer ik denk over groeien in eigenaarschap binnen de kerk dan denk ik meer in termen van vertrouwen en ruimte. Om het geven én het nemen daarvan. Met vertrouwen en ruimte doel ik op de vraag: ‘Mag ik hier mijzelf zijn?’ Is er vertrouwen, is het oké om deze vraag te stellen? En is er ruimte om deze vraag te stellen? Het is eigenlijk vragen naar ruimte voor thuisgevoel, identiteit en zelfregie.
Dit is misschien wel allereerst een vraag voor ons persoonlijk: ‘Durf ik mezelf te zijn?’. Het is ook iets interpersoonlijks, in het contact met de ander: ‘Mag ik bij jou mijzelf zijn?’. En vervolgens is het een vraag aan de kerkgemeenschap in haar totaliteit: ‘Mag ik hier mijzelf zijn?’. Bij het omgaan met diversiteit in de kerken is dit een terugkerend thema: welke mate van vertrouwen en ruimte ís er? Overigens moet dit vertrouwen niet verward worden met veiligheid. Veiligheid kan een excuus buiten onszelf worden als factor om eigenaarschap te (laten) ontnemen. Vertrouwen kun je krijgen en evengoed nemen.
Persoonlijk geloof
Tegelijk gaat het ook over de relatie die je met God hebt, welke betekenis je verleent aan de kerk en welke plek je haar toekent. Welke plek heeft God in jouw identiteit? Mag Hij beïnvloeden waarop jij eigenaarschap neemt? Neem je als uniek persoon ook plaats in een groter geheel waar belangen boven jezelf uitstijgen?
Ik zie juist hier kansen voor de kerk. Mijn verwachting is dat als we inzetten op persoonlijk geloof het verantwoordelijkheidsgevoel voor de kerk zal groeien. Een persoonlijk geloof gaat over een dagelijkse wandel met God, zoeken naar waar Hij mij mag vormgeven, in vertrouwen dat Hij mijn leven leidt. Ook wanneer me dat moeite kost en verloochening van delen van mezelf.
De kerk is daarbij niet de voornaamste plek voor mij om te dienen, net zomin als dat de kerk er is om mij te dienen. Als ik me niet vergis willen we als christenen allereerst God dienen. Laten we daar eigenaarschap op nemen. Van daaruit vinden we de gedrevenheid om ons als groep, als Christus’ lichaam, in te zetten voor het grotere geheel.
Moniek Mol is adviseur bij het Praktijkcentrum. Vanuit sociologie, psychologie en de praktijk ondersteunt en begeleidt zij gemeenten in diverse trajecten bij gemeenteopbouw.
Dit artikel is gepubliceerd in Dienst 1|2019
Bestellen? Klik hier.